Thema 2 - Taalhulp 1
Boosheid, irritatie.
Wat doe je nou?
Wat heb je nu weer gedaan?
Ik ben het zat.
Ik ben het spuugzat.
Ik ben er helemaal klaar mee.
En nu is het afgelopen.
Zo is het genoeg.
Het zit me tot hier.
Dat is de druppel.
Dit is belachelijk.
Je moest je schamen.
Sorry, maar nu ga je echt te ver.
Ik vind het niet leuk wat je doet.
Ik vind het niet leuk dat...
Excuses, schuldgevoel.
Sorry.
Het spijt me.
Ik zal het niet meer doen.
Dit mag niet meer gebeuren.
Ik schaam me zo.
Sorry, dat was niet de bedoeling.
Excuses voor het ongemak.
Ik heb een hekel aan klassieke muziek.
Ik heb een afkeer van politiek.
Ik vind ertersoep vies.
Ik ga er van over mijn nek.
Ik walch van spinazie.
Ik houd niet zo van spinazie.
Dit is niet echt mijn muziek.
Geef mij maar.
Ik ben bang voor honden.
Die film maakt me bang.
Dat durf ik niet.
Ik durf dat niet te vragen.
Ik ben bang dat het gaat regenen.
Ik vrees dat het examen heel moeilijk wordt.
Ik vind horrorfilms eng.
Ik ben als de dood voor spinnen.
Ik ben verdrietig.
Ik voel me rot.
Ik voel me ellendig.
Wat is er aan de hand?
Is er iets met je?
Wat erg voor je.
Wil je erover praten?
Dat kan ik me goed voorstellen.
Dat is jammer.
Daar baal ik van.
Verdomme.
Shit.
Je stelt me teleur.
Wat een tegenvaller.
Mijn droom valt in duigen.
Ik begrijp hoe je je voelt.
Kan ik je helpen?
Sterkte.
Kop op.
Het komt wel goed.
Laat de moed niet zakken.
Gelukkig.
Wat een opluchting.
He he, dat lucht op.
Dat valt best mee.
Het viel best mee.
Enthousiasme.
Ik ben zo blij dat het gelukt is.
Wat fijn dat je weer beter bent.
Wat leuk.
Geweldig.
Fantastisch.
Schitterend.
Te gek.